Bouwstenen van leven: Levende organismen delen dezelfde chemische bouwstenen in hun cellen.

Ontstaan van het leven: Het eerste leven op aarde ontstond ongeveer 3,5 miljard jaar geleden in een vijandige omgeving met koolstofdioxide, waterstof, methaan, ammoniak, water en waterstofsulfide.

Vorming van complexe moleculen: Onder invloed van zonlicht braken ammoniak en water af tot waterstof, stikstof en zuurstof. Dit leidde tot complexe organische moleculen die cruciaal waren voor primitieve organismen.

Energie uit organische afbraak: De eerste organismen waren heterotroof en haalden energie uit de afbraak van organische moleculen.

Onverdraagzaamheid voor zuurstof: Zuurstof was giftig voor vroege organismen, waardoor ze hun energie elders moesten halen.

Zelforganisatie van moleculen: Autotrofe organismen kunnen organische moleculen uit koolstofdioxide opbouwen en gebruiken zonlicht als energiebron.

Pioniers van fotosynthese: Cyanobacteriën waren de eersten die dit konden, ongeveer drie miljard jaar geleden.

Vroege organismen: De eerste levensvormen leken op moderne bacteriën, eencellige organismen zonder celkern.

Verdere evolutie: Moderne bacteriën zijn geëvolueerd, maar bieden inzicht in de oorsprong van het leven.

Toename van zuurstof: Fotosynthese veranderde de atmosfeer door zuurstof vrij te geven, wat gevolgen had voor het leven.

Aanpassing aan zuurstof: Sommige organismen konden overleven in zuurstofrijke omgevingen, terwijl anderen dat niet konden.

Beschermende ozonlaag: Zuurstof in de atmosfeer leidde tot de vorming van een ozonlaag die ultraviolette straling tegenhield.

Ontwikkeling van leven: Dit opende de weg voor verdere ontwikkeling van leven op aarde.